- Het nieuwe bestuur van de Partij voor de Dieren concludeert dat partijleider Esther Ouwehand zich niet schuldig heeft gemaakt aan integriteitsschendingen.
- Negen meldingen afkomstig van leden van het oude bestuur zijn ongegrond verklaard.
- Hiermee ligt de weg vrij voor Ouwehand om de door interne twisten geplaagde partij te blijven aanvoeren bij de verkiezingen van november.
- Lees ook: Esther Ouwehand toch voorgedragen als lijsttrekker bij de Partij voor de Dieren – partijbestuur stapt mokkend op
Het dagelijks bestuur van de Partij voor de Dieren zegt dat partijleider en lijsttrekker Esther Ouwehand zich niet schuldig heeft gemaakt aan integriteitsschendingen. Dat concludeert het nieuwe bestuur na onderzoek. De negen meldingen tegen Ouwehand komen allemaal van leden van het voormalige en recent afgetreden bestuur. Geen van de meldingen bleek gegrond, zegt het bestuur.
De meldingen tegen Ouwehand zijn “onmiskenbaar een escalatie geweest” om het al langer durende geschil over de koers van de partij te beslechten, schrijft het bestuur in een schriftelijke verklaring. Het oude bestuur stond daarbij lijnrecht tegenover Ouwehand en een groot deel van de lokale en regionale volksvertegenwoordigers en afdelingsbestuurders.
Het besluit van het voormalige bestuur om Ouwehand niet meer voor te dragen als kandidaatlijsttrekker en haar zelfs van de kandidatenlijst te halen was bovendien “onrechtmatig”, zegt het nieuwe bestuur. Dat “betreurt het handelen van het voormalige bestuur ten zeerste”. Er is hierdoor “grote schade” toegebracht aan de partij en aan Ouwehand.
Het huidige bestuur trekt deze conclusie na het “doorlopen van een zorgvuldige en intensieve procedure”. Het bestuur heeft zich laten bijstaan door een jurist. Externe deskundigen hebben een onafhankelijke toetsing uitgevoerd. Ook de melding tegen Ouwehand van een medewerker van de partij is volgens het bestuur ongegrond.
In "het kader van de vertrouwelijkheid" kan het bestuur niet op de exacte inhoud van de verschillende meldingen ingaan. Wel zegt het dat er door het voormalige bestuur op "oneigenlijke manier is omgegaan met de eigen meldprocedure".